Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Roep nu, [1]zal er iemand zijn, die u [2]antwoorde? En tot wien van de [3]heiligen zult gij u keren? 1. Anders, of er iemand is, die u antwoordt. 2. Of, verhore? te weten, uit de heiligen, die hier op de aarde zijn, of uit de onheiligen en onvromen. De heiligen zullen u niet willen voorspreken; de anderen zullen niet kunnen. Tot wien dan zult gij u keren als gij God zo tegenspreekt? Hij wil zeggen: Niemand. 3. Te weten, mensen, die nog in het leven zijn. Sommigen verstaan dit van de heilige engelen, gelijk onder, hfdst.15 vs.15, in dezen zin, dat die zelf, hoewel zij hogelijk begaafd zijn, Jobs zaak niet zouden kunnen verdedigen; maar de omstandigheden van den tekst geven te verstaan dat hier van vrome mensen gesproken wordt, die tegen de dwazen gesteld worden; en Elifaz neemt voor zeker op dat die vromen de bescherming zijner zaak niet zouden willen aannemen.